Tijdens een beurt neemt een speler een kaart uit zijn hand, legt deze met de afbeelding naar beneden op tafel, schuift deze naar een speler van zijn keuze en verklaart een soort beestje. De speler die de kaart ontvangt:
Accepteert de kaart, zegt "waar" of "onwaar" en onthult vervolgens de kaart. Als deze speler ongelijk heeft in haar bewering, houdt ze de kaart open voor zich op tafel; als ze gelijk heeft, legt de speler die haar de kaart heeft gegeven deze open voor zich neer.
Geeft de kaart door aan een andere speler, gluurt er eerst naar, houdt hem dan met de afbeelding naar beneden en zegt het oorspronkelijke type beestje of zegt een nieuw type. Deze nieuwe speler heeft weer de keuze om de kaart te accepteren of door te geven, tenzij de kaart al door alle andere spelers is gezien, in welk geval de speler deze moet accepteren en een waar/onwaar claim moet indienen.
Het spel eindigt wanneer een speler tijdens zijn beurt geen kaarten heeft om door te geven of wanneer een speler vier kaarten van hetzelfde beestje voor zich op tafel heeft liggen. In beide gevallen verliest deze speler en wint alle anderen.